Leman Lakmaker (1885) groeide op in de arme Jodenbuurt van Amsterdam. Door zelfstudie wist hij zich te bevrijden uit de armoede die zijn gezin kenmerkte. Hij las veel, leerde meerdere talen en richtte verschillende uitgeverijen op.
In 1911 trouwde hij met Fieke Voorzanger. Samen kregen ze twee zonen en een dochter die op jonge leeftijd overleed. De financiële crisis van de jaren dertig raakte het gezin zwaar, maar Leman bleef onverbitterd doorgaan met werken zoals hij altijd al had gedaan.
In de Tweede Wereldoorlog weigerde Leman zich als jood te registreren en droeg hij geen Jodenster. In 1942 werd hij samen met zijn vrouw en zoon Bert opgepakt in Den Haag en gedeporteerd naar Auschwitz, waar Leman om het leven kwam.
Zijn kleinkind Joosje Lakmaker schreef Voorbij de Blauwbrug waarin ze het verborgen leven van haar grootvader onderzoekt. Op het adres waar de familie Leman woonde voor zij in onderduik gingen, vertelt achterkleinkind Tobi Lakmaker hun verhaal.
Uitgelichte afbeelding: Leman en Fie Lakmaker met hun zonen Hans (midden) en Bert (rechts) (bron: privé archief Tobi Lakmaker)