Lotty Huffener-Veffer (1921) overleefde als enige van haar gezin de Tweede Wereldoorlog. In 1945 keerde zij van Auschwitz terug naar Amsterdam, waar zij noodgedwongen haar eerste nacht doorbracht op een bankje aan de Apollolaan.
Dit verhaal wordt om 16.00 uur verteld
De joodse Lotty Veffer was 19 jaar toen de Tweede Wereldoorlog in 1940 in Nederland uitbrak. Samen met haar zusje Carla woonde zij in Amsterdam, waar zij werkte als diamantbewerker. Op 11 februari 1943 wordt zij tijdens een razzia opgepakt. Ook haar zusje en ouders worden diezelfde avond opgehaald en via de Hollandse Schouwburg in Amsterdam op transport gezet naar Vught. Haar zusje, moeder en vader werden vervolgens met de beruchte kindertransporten vanuit Kamp Vught op 6 en 7 juni 1943 via Westerbork gedeporteerd naar Sobibor. Voor Lotty was dit de laatste keer dat zij haar familie zag: vrijwel direct bij aankomst in Sobibor werden zij vergast.
Lotty verbleef tot juni 1944 in Kamp Vught en werd precies één jaar na de deportatie van haar zusje en ouders overgebracht naar Auschwitz. Daar komt zij in het werkkamp Reichenbach terecht. Kort voor de bevrijding van Auschwitz in januari 1945 ging Lotty op een verschrikkelijke dodenmars. Begin mei wordt ze uitgewisseld met krijgsgevangenen in Zweden. Via Zweden komt ze uiteindelijk terug naar haar geliefde, maar volledig verwoeste Amsterdam. Hoe heeft zij haar leven weer opgepakt?