In 1944 wordt de Joods-Sefaridische kunstenaar Samuel Jessurun de Mesquita (1868-1944) samen met zijn vrouw en zoon opgepakt in hun huis aan de Linnaeuskade. De volgende morgen treft zijn leerling, Maurits Cornelius Escher, een ravage aan.

M.C. Escher besluit zo veel mogelijk van het karakteristieke werk van De Mesquita mee te nemen en onder te brengen bij Willem Sandberg. Nooit zal het werk worden opgehaald, Samuel en zijn vrouw Betsie worden vermoord in Auschwitz, hun zoon Jaap in Theresienstadt.

Vanuit de voormalige woning en het atelier van de Mesquita, vertelt kunsthistoricus en kunsthandelaar Erik Ariëns Kappers het verhaal over het leven van de familie de Mesquita in Amsterdam Oost en zijn betekenis voor de kunst.

Uitgelichte foto: portret van de schilder en graficus Samuel Jessurun de Mesquita (bron: Stadsarchief Amsterdam/J. Jessurun de Mesquita)