Dispuutshuis U.N.I.C.A werd in de oorlog een onderduikhuis. De latere hoogleraar Ivo Schöffer (1922-2012), destijds student, regelde dat Joden in de leegkomende kamers van vertrokken studenten konden wonen.
Ivo Schöffer was tijdens de oorlog verantwoordelijk voor de zorg en de veiligheid van de onderduikers en voorzag hen van voedselbonnen en andere levensbehoeften. Dit deed hij samen met zijn zuster Lydia Schöffer, nicht Marijke Meulman, neef Co Meulman en enkele anderen, waaronder een vriendin van moeder Schöffer, Miep Bunge.
Zij probeerden de onderduikers te voorzien van nieuws over hun familie en vrienden, en zorgden voor boeken om de geest scherp te houden. Ivo Schöffer, die bekend werd als historicus en hoogleraar Vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit Leiden, was toen student geschiedenis en lid van V.N.I.C.A. Om de Arbeitseinsatz te ontlopen ging Ivo in korte broek en met een persoonsbewijs van een jongen van 15 gedurende de hele oorlog door het leven.
Alle twaalf de onderduikers hebben de oorlog overleefd, onder andere door de strenge huisregels van Ivo, die ervoor zorgden dat niemand enig idee had dat er onderduikers waren.
Tegenwoordige leden van het dispuut vertellen, samen met historicus Gerben Post, die het boek Schöffer & Co., familiebedrijf in verzetszaken schreef over Ivo en zijn familie.