Het huis aan de Lomanstraat 36-II was vanaf 1935 een onderduikadres waar politieke en Joodse vluchtelingen onderdak vonden. Tot begin 1944, toen bewoonster en verzetsvrouw Elly de Jong – van Biema werd gearresteerd. Niet alleen vanwege haar verzetsdaad, maar ook omdat ze Joods was.
Elly de Jong – van Biema woonde in de Lomanstraat 36-II met haar vier kinderen, gescheiden van haar man, de kunstschilder Germ de Jong. Van 1935 tot 1944 bood zij onderdak aan zeventien Duitse en Spaanse politieke vluchtelingen en Joodse onderduikers. Soms voor enkele weken, soms maanden en soms voor langere tijd. Zelfs na verraad bleef zij onderdak bieden, totdat zij in 1944 werd gearresteerd. Ze werd maandenlang vastgehouden in de gevangenis aan de Amstelveenseweg, zichtbaar aan het einde van de Lomanstraat. Haar kinderen brachten pakjes en de schone was. In april 1944 werd ze, als politieke gevangene, op transport gezet naar het oosten, naar Westerbork en later Auschwitz. Ze kwam nooit meer thuis.
“Op no. 36 staat het huis waar ik mijn jeugd doorbracht. De toppen van de platanen aan de even en oneven kant raken elkaar in het midden van de straat,” schreef dochter Clara de Jong in haar dagboek over de Lomanstraat. “Het lijkt een kathedraal”. In de Lomanstraat 36-II vertelt achterkleindochter Merel Brouwer aan de hand van brieven van haar overgrootmoeder Elly en dagboekfragmenten van haar grootmoeder Clara de Jong.