Dit verhaal wordt verteld op zondag 5 mei om 11.00 en 13.00 uur.
Albert Wittenberg uit Paramaribo was 24 toen hij naar Nederland kwam en verliefd werd op de Amsterdamse Janna Jetten. Ze trouwden, kregen twee kinderen en het stel ging in de Amsterdamse Transvaalbuurt wonen. Toen de oorlog uitbrak en de situatie voor hun joodse buurtbewoners steeds gevaarlijker werd, besloten ze hun joodse buurmeisje te laten onderduiken in huis.
Het meisje, Betty Mock, werd bijgeschreven als hun eigen kind. Dat het meisje met blonde haren nogal opviel tussen de donkerharige kinderen van Janna en Albert werd afgedaan met de opmerking dat Janna was vreemdgegaan. Het onderduikmeisje overleefde dankzij de familie Wittenberg de oorlog. Albert werd wegens zijn verzetsactiviteiten opgepakt en vermoord.
Jaren later probeerde Betty de familie terug te vinden waar zij als klein meisje ondergedoken zat. De familienaam kon zij zich niet meer herinneren, maar haar herinneringen aan de speeltuin op de Joubertstraat, waar ze als klein meisje geschommeld had, brachten haar weer terug bij de familie.
Betty Mock vertelt samen met de kleinzoon van Albert Wittenberg, Willem Gunzeln, het verhaal van de familie Wittenberg in deze speeltuin.