Het is moeilijk niet aan de lippen te blijven hangen van de eigenzinnige Jarti Notohadinegoro (1943) dochter van de Joodse Celine Brilleman en de Javaanse RM Soegeng Notohadinegoro, wanneer zij begint te vertellen over het bijzondere leven van haarzelf, haar moeder en grootmoeder, Stijntje Brilleman-Vos, en hoe zij alle drie de oorlog hebben overleefd.
Bijvoorbeeld, hoe ze ter wereld kwam met hulp van de beroemde arts Ben Polak in de onderduik in een Indonesisch studenten- en verzetshuis, dat ook dienst deed als bordeel voor de Duitsers. Of wanneer ze vertelt over haar onderduik in Amsterdam Noord, in een omstreden buurt vol verzetsmensen, maar ook NSB’ers. Hoe ze werd opgevangen bij een warm gezin waar ze zich zo thuis voelde dat ze na de oorlog niet meer naar huis wilde.
Of het leven van haar moeder, de beeldschone Celine Brilleman, die tijdens een razzia in 1942, via het dak haar ouderlijk huis ontvluchtte, terwijl haar ouders werden opgepakt. Haar vader, de opa van Jarti, overleefde de oorlog niet. En tot slot haar oma, die Jarti zelf de generaal noemde, een vrouw die Bergen-Belsen overleefde en via Zweden weer in Nederland terugkwam in een door haar zelf genaaid Chanel pakje en uiteindelijk de respectabele leeftijd van 103 behaalde.
Drie generaties vrouwen, die gescheiden van elkaar de oorlog overleefden, maar eenmaal terug elkaar nooit echt meer vonden.
Uitgelichte afbeelding: Jarti Notohadinegoro als peuter