Cornelia Ouweleen (Tante Cok) en Maria Hoefsmit (Tante Mies) waren jonge leraressen van de Van Detschool, de Joodse huishoudschool aan het Hortusplantsoen. Ze werkten er al jaren en bleven er nadat de nazi’s Nederland hadden bezet. Maar in 1942 verboden de Duitsers christelijk onderwijspersoneel op Joodse scholen les te geven en moesten ze de school verlaten. Ze hielden wel contact met hun Joodse leerlingen.
Een van de meisjes, een Duitse vluchteling, had op een dag geen onderdak meer. De leraressen boden hulp. Ze haalden haar en haar broertjes en zusjes eerst naar hun kleine Amsterdamse woning en zochten toen een onderduikplek voor ieder van hen in Brabant. Vanaf dat moment heetten ze tante Cok en tante Mies. Ze hebben tientallen ex-leerlingen en anderen het leven gered.
Via het verzet bouwden ze een netwerk op van adressen in Brabant en Limburg en brachten de onderduikers weg. Ze bleven ‘hun kinderen’ bezoeken, zorgden zo nodig voor nieuwe onderduikplekken, brachten kleren en voedselbonnen en gaven berichten door. Hella Rottenberg, van wie de moeder dankzij tante Cok en tante Mies de oorlog overleefd heeft en die de tantes zelf goed gekend heeft, zal uit de herinneringen en verhalen van de onderduikers het levensverhaal van deze bijzondere vrouwen vertellen.