In de jaren dertig groeide Jacques Springer op om de hoek van het Waterlooplein. Wally de Lang schreef over de laatste joodse bewoners van de gesloopte panden Waterlooplein 64-78 en gaat met hem in gesprek.
Dit verhaal wordt om 12:00 uur verteld.
Het Waterlooplein was eeuwenlang het kloppend hart van de Amsterdamse Jodenbuurt. Al gingen veel bewoners gebukt onder grote geldzorgen, de buurt was uitermate levendig door de talrijke lompenhallen, autosloperijen, marktkramen, straatventers en wat en men later is gaan noemen ‘sinaasappeljoden’. De mensen zijn vrijwel allemaal omgekomen. Niet lang na hun deportatie, in de hongerwinter van 1944/1945, werden hun huizen gesloopt door Amsterdammers die op zoek waren naar hout.
Wally de Lang schreef een boek over de laatste joodse bewoners van het Waterlooplein 64-78. Geïnspireerd door een foto van dichtgemetselde huizen uit augustus 1944 vroeg ze zich af: wie hebben daar gewoond en wat is er met de bewoners gebeurd?
Het bleek te gaan om 26 families, en totaal van 114 personen van wie er slechts 10 de oorlog overleefden. Ze interviewt buurtgenoot Jacques Springer (1933) die om de hoek in Korte Houtstraat woonde. Hij haalt herinneringen op aan de bewoners, de buurt, de enorme armoede, zijn schoolvriendinnetje Ali Finsi van Waterlooplein 74, over zijn angst voor de marcherende NSB-ers in de straat, de vechtpartijen en razzia’s op het plein, over hoe hij met zijn hele gezin werd opgepakt en het lot dat zijn vader – volgens Duitse begrippen ‘half-jood’- trof. Hij kwam voor een zwaar dood-of-leven dilemma te staan: wil je naar een kamp of ‘onder het mes’?