Kunsthistoricus Anita Liemburg maakt al twintig jaar stadswandelingen langs Amsterdamse monumenten. Onderweg gaat ze in gesprek met scholieren en volwassenen die ze rondleidt.
Het is 17 maart en ik sta op de hoek van de Amstel en de Zwanenburgwal. Het is rustig op straat. Af en toe loopt er iemand de Stopera binnen, want de Tweede Kamerverkiezingen zijn vandaag.
Ik heb afgesproken met kunsthistoricus Anita Liemburg, om te praten over de toekomst van herdenken. Als rondleider voor onder meer het Joods Cultureel Kwartier en het Rijksmuseum richtte zij een beroepsvereniging voor rondleiders, museumacteurs en museumdocenten (BRAM) op. Daarnaast maakt ze kunsthistorische wandelingen langs monumenten in Amsterdam.
Het Latijnse woord ‘monēre’ betekent ‘herinneren aan’ en ‘waarschuwen’. Het Nederlandse ‘monument’ is ervan afgeleid. Amsterdam telt er 197, voor oorlogen alleen. Van de Schaduwkade aan de Nieuwe Keizersgracht tot de Antifascist in Slotermeer, en van het Spiegelmonument in het Wertheimpark tot hier, bij het Joods Verzetsmonument. Een zwarte, granieten zuil aan de rand van het Waterlooplein, versierd met gouden letters.
Monument in opspraak
‘Het doet me aan een grafsteen denken,’ zegt Anita.
We staan met onze rug naar de Stopera. Er staat een harde, snijdende wind, die ons vanuit de Amstel recht in ons gezicht waait. Maar Anita praat onverschrokken door. Ze heeft hier tenslotte al twintig jaar ervaring mee.
‘Om dit monument is veel te doen geweest. Om te beginnen was er discussie over waar het moest staan op het Waterlooplein. Deze plek was wel eerste keus, maar het feit dat er een restaurant tegenover kwam, zorgde voor ophef.’
Bovendien zou het joodse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog niet hier, maar bij de Mozes en Aäronkerk hebben plaatsgevonden, enkele honderden meters verderop. ‘Het is een uithoek aan de uiterste rand van de oude Jodenbuurt en heeft totaal geen relatie tot de herdachte gebeurtenissen,’ lees ik in het Parool van 26 augustus 1988.
Omdat er haast bij was, koos de gemeente toch voor deze plek. In oktober werd het monument onthuld in het bijzijn van toenmalig burgemeester Van Thijn. ‘Het monument is even treurig als noodzakelijk,’ zei hij toen. ‘Treurig, omdat het er is en er moet zijn om een vooroordeel te doorbreken.’
‘Veel mensen denken dat de joden niet in opstand kwamen tegen hun vervolging,’ zegt Anita. ‘Dat ze zich als makke schapen naar de slachtbank hebben laten leiden. Het is belangrijk dat mensen weten dat dat niet zo was. Alleen weet ik niet of dit monument er in slaagt die kennis over te brengen.’
‘Aan het einde van mijn rondleidingen vraag ik altijd welk monument is bijgebleven, aan het denken heeft gezet. Het Joods Verzetsmonument wordt nooit genoemd.’
Ik vraag Anita hoe ze denkt dat dat komt.
‘Ik denk dat het monument te anoniem is. Vaak worden er kleine, persoonlijke gedenktekens genoemd, zoals de Stolpersteine. Die maken indruk en roepen vragen op.’
Ook na de onthulling bleef er discussie over het monument. Deze keer niet om de locatie, maar om hoe erbij herdacht moest worden.
‘Tot 2015 werd hier de Kristallnacht herdacht,’ vertelt Anita, ‘maar over de manier waarop dat ging was zo veel onenigheid, dat verschillende organisaties nu ieder hun eigen herdenking organiseren. Allemaal op andere plekken in de stad.’
Zoals het Joods Verzetsmonument zijn er meer in Amsterdam. Monumenten die niet alleen een turbulente geschiedenis herdenken, maar er zelf ook een hebben. Anita noemt het Monument van Joodse Dankbaarheid, dat in 1950 op het Weesperplein werd onthuld. We kunnen er niet naartoe, want het staat tijdelijk opgeslagen in de gemeentewerf.
‘Het monument was een initiatief van de joodse gemeenschap, onder druk van de Nederlandse staat,’ zegt Anita. ‘Het is ingewikkeld. Zij die in de onderduik hebben gezeten waren natuurlijk dankbaar. Maar om zo’n monument af te dwingen terwijl er ook zoveel joden nooit meer terug zijn gekomen… Ik was heel blij toen het weggehaald werd, en heel veel mensen met mij. Al komt het wel weer terug, nu met een bordje erbij.’
Een bordje, om uit te leggen dat het allemaal goed bedoeld is. Als een monument vooral herinneringen aan de eigen geschiedenis oproept, wat herdenk je dan eigenlijk nog? ‘N.b. weest u alstublieft niet boos, we hadden de beste intenties!’
Per ongeluk bewaard
We lopen het Waterlooplein af, langs het Joods Historisch Museum.
‘Een monument hoeft geen kunstwerk te zijn,’ zegt Anita. ‘Het kan ook een gebouw zijn of zelfs een straat. Een overblijfsel van vroeger, dat door het verstrijken van de tijd betekenis heeft gekregen.’
Zoals de oude straatnaambordjes op de binnenmuren van de Stopera, waar vroeger de oude Jodenbuurt was. Of de gevels van de gebouwen aan de oostkant van de Rapenburgerstraat. Anita en ik wandelen er langs. Ook hier vond joods verzet plaats. Maar dan zo’n 150 jaar voor de Tweede Wereldoorlog, op nummer 173.
‘Hier openden eenentwintig joodse leden van de Asjkenazische gemeente hun eigen synagoge,’ vertelt Anita. ‘In 1799, rond de tijd van de Franse Revolutie. Ze streefden naar liberalisering binnen de synagoge, maar ook naar gelijke burgerrechten voor joden in de Nederlandse maatschappij. Neie Kille, noemden ze zichzelf. Nieuwe gemeente betekent dat.’
De sjoel valt nauwelijks op. Ik loop er bijna voorbij, maar Anita houdt me tegen.
‘Kijk,’ zegt ze.
Ze legt haar wijsvinger op de stenen deurpost van de dienstingang. Er is een rechthoekige uitsparing zichtbaar, diagonaal ten opzichte van de stoep. De deurtjes zijn zo laag dat ik er met kop en schouders bovenuit steek.
‘Hier heeft vroeger een mezoeza gehangen,’ legt Anita uit, ‘een kokertje met daarin een stukje perkament met een Hebreeuwse zegen erop. Het is een traditioneel joods gebruik om de mezoeza aan te raken bij het naar binnen en buiten gaan. Het houten kokertje is inmiddels vergaan, maar de uitsparing is er nog.’
Onderdeel van een genocide, zoals de term in 1944 gedefinieerd werd, is culturele zuivering. Al het joods cultureel erfgoed en bijbehorende tradities moesten vernietigd worden. Het gebouw van de Neie Kille is in de Tweede Wereldoorlog geplunderd en heeft sindsdien nooit meer als sjoel dienst gedaan. Tegenwoordig is het een kantoor, waar voortdurend mensen in en uit lopen, terwijl we praten.
Anita kijkt omhoog, naar het portiek van de hoofdingang. Er komen twee vrouwen de trap af.
‘Mag ik jullie wat vragen? Weten jullie wat dit is?’ Anita wijst naar de afdruk.
‘Ik denk dat ik het weet,’ zegt de een, ‘daar hoort zo’n joods dingetje in. Ik weet het toevallig, want ik heb het eerder gezien. Zo’n plasticje.’
‘Wat goed dat jullie dat weten,’ zeg ik.
‘Nou, ik had geen idee, hoor!’ roept de ander, als om ons gerust te stellen.
Een goed monument
Opgericht ter herinnering of ter herinnering bewaard gebleven. Ik vraag Anita wat haar voorkeur heeft, als ze nadenkt over de toekomst van herdenken.
‘Ik denk dat we als samenleving duidelijke gedenktekens nodig hebben. Zo geef je mensen de kans om met elkaar in gesprek te gaan. Juist door die gesprekken ben ik kritisch geworden. Ik heb nog nooit een goed monument gezien.’
Voor Anita zelf werkt het persoonlijke nalatenschap beter. Al is ze zich ervan bewust dat je daarmee niet veel mensen bereikt.
‘Maar ik weet ook niet of je altijd moet herdenken in een hele grote groep. Het is net als rouwen. Het verdriet dat je hebt is van jou, daar moet jij mee leren omgaan. Het helpt als mensen om je heen staan, maar ze hoeven je verdriet niet te voelen. Alleen te begrijpen.’
Als het Joods Verzetsmonument een grafsteen is, is de afdruk van de mezoeza een oude ansichtkaart van je dierbare. Je vindt hem, weken na de begrafenis, onderin een schoenendoos tijdens het opruimen van de zolder. Geen plechtige bijeenkomst op de begraafplaats, maar gewoon een toevallige herinnering. Net als dat joodse dingetje.
Anita Liemburg geeft interactieve, kunsthistorische rondleidingen door de buurten van Amsterdam – als de maatregelen het toelaten. Kijk voor meer informatie op www.muzeaalverhalen.com.
Toekomst van Herdenken
Na ‘75 jaar Vrijheid’ vraagt het Amsterdams 4 en 5 mei comité zich af: hoe ziet de toekomst van herdenken eruit? In deze serie verzamelen we grote en kleine gedachten van Amsterdammers; van ooggetuigen tot scholieren en van vrijwilligers tot programmamakers. Lees hier hun verhalen.