In het laatste oorlogsjaar neemt de Duitse terreur toe. Steeds meer Nederlanders sluiten zich aan bij het gewapend verzet. Op 14 december 1944 pleegt de illegaliteit sabotage op het spoor tussen het Amstel- en Muiderpoortstation. Een explosie vernietigt de rails, waardoor het Duitse treinverkeer stil komt te liggen. Op de Tugelaweg in de Transvaalbuurt springen de ruiten van woningen door de enorme klap. De Duitse bezetter is woedend en neemt wraak. De volgende dag worden drie willekeurige gevangenen uit de gevangenis aan de Weteringschans gehaald en naar de spoordijk, bij de plek van de sabotagedaad gebracht. Het is half vier in de middag als het Duitse legervoertuig met de drie geboeide mannen op de Tugelaweg tegenover nummer 110 stopt. Het is een gure winterdag. Drie gewapende leden van de Grüne Polizei stappen uit en jagen de drie geboeide mannen uit de wagen; twee jonge mannen en een wat oudere. In het Duits worden bevelen gesnauwd. Omstanders, onder wie kinderen, staan op afstand en moeten toekijken. Bewoners achter de ramen duiken weg, maar willen toch zien wat er gebeurt. De Duitsers duwen de mannen voor zich uit naar de spoordijk tegenover de huizen. Daar worden de handboeien losgemaakt. De gevangenen zijn gelaten, ze kijken elkaar in de ogen en houden elkaars handen vast. Dan gaat het snel. De drie Duitsers trekken hun automatische pistolen en schieten de weerloze mannen neer. Eén van hen geeft nog een teken van leven en krijgt een nekschot. Het is ijzig stil als de Duitsers vrijwel direct na hun gruwelijke daad instappen en wegrijden. Omstanders die het hebben moeten aanzien blijven vol afschuw achter. Kort daarop verschijnen politieagenten van de nabijgelegen politiepost Linnaeusstraat. Zij hebben opdracht gekregen de wacht te houden bij de dode lichamen die als afschrikwekkend voorbeeld blijven liggen.
Twee dagen later haalt een begrafenisondernemer in dienst van de bezetter de lijken op en begraaft ze anoniem in de duinen bij Bloemendaal. De slachtoffers zijn Jan Faber (51 jaar), August van Gunkel (33 jaar) en Dirk de Bruin (36 jaar). Ze zijn gearresteerd omdat ze in Baarn en de stad Utrecht actief in het verzet zijn met het doorseinen van weerinformatie van belang voor de missies van geallieerde luchtmacht. De familie van de slachtoffers krijgt pas vele dagen na de executie te horen dat hun geliefden zijn vermoord.
De Transvaalbuurt in de jaren 1940-1945
Tijdens de jaren 1940-1945 heeft de bezetter de Transvaalbuurt aangewezen als Joodse wijk. Ook Joden uit andere delen van de stad worden gedwongen om hier te gaan wonen. Sinds 1950 worden met de drie slachtoffers van de Tugelaweg vooral ook de Joden herdacht die door de Nazi’s zijn vermoord. Een stille tocht trekt dan door de buurt. Bij het schoolgebouw in de Laing’s Nekstraat 44 wordt stilgestaan bij de plaquette voor de weggevoerde Joodse leerlingen en oud leerlingen. Op het Transvaalplein, waar Joden zich moesten verzamelen herinnert het gedenkteken ‘De Davidster’ aan het lot van de weggevoerde joodse buurtgenoten. Het anti-apartheids monument op het Krugerplein verwijst naar racisme en apartheid die ook in recente tijden tot uitsluiting, vervolging en moord leidden. De stoet passeert vervolgens het gedenkteken voor Eli van Tijn in de Kraaipanstraat. Van Tijn was het hoofd van toenmalige joodse openbare school en actief in het verzet. Hij werd verraden, opgepakt, gedeporteerd en ten slotte vermoord. Dan gaat de tocht naar het kindermonument in de speeltuin aan de Joubertstraat ter nagedachtenis aan de joodse kinderen die niet meer terugkeerden. De stoet bereikt ten slotte het monument ‘Het Buikschot’ ter ere van de drie op 14 december 1944 gefusilleerde mannen aan de spoordijk tegenover Tugelaweg 110; een natuurstenen beeld van een ineengedoken knielende mannenfiguur.
Dr. Erik Somers is historicus en promoveerde in 2014 aan de UvA op het proefschrift 'De oorlog in het museum. Herinnering en verbeelding'.
René Kok is beeldonderzoeker bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust-, en Genocidestudies.